Middelbare school en ik, dat was geen geweldige match. Toen ik eindelijk in de eindexamenklas van de HBS belandde snapte iedereen: dat wordt hélemaal niks. Toch, als bij de nieuwe kleren van de keizer, hield iedereen zichzelf en elkaar voor de gek. Met een beetje hard studeren zat er nog best een kansje in. Maar ja, studeren en ik, dat was een nog grotere mismatch.
Mijn voornaamste wapenfeit van dat jaar was, dat ik in de eerste week van januari elke avond een nieuw vriendinnetje scoorde. Hedwig, de laatste in die januari-serie, bleef langer dan één avond. We bleven bij elkaar tot ver na carnaval. Dat liet weinig ruimte voor schoolwerk. Na Hedwig kwam even niets, maar toen waren we al zover gevorderd in het jaar dat het eigenlijk geen zin meer had om te proberen iets in te halen. In het voorjaar vielen de schriftelijke eindexamens. Daarvan kan ik me weinig meer herinneren dan dat we na afloop met een groepje bij elkaar kwamen om de boel na te bespreken. Ik zat dan op de trap voor de examenzaal. Marian, een van de eerste meisjes die op die school examen deden, stond dan pal naast me zodat ik royaal onder haar rok kon kijken. Meestal droeg ze een panty. De lentezon fonkelde in het nylon.
In de loop van mei klikte het met een nieuw vriendinnetje. Agnes was fan van Herman van Veen. Avond aan avond lagen we op haar bed naar zijn platen te luisteren. Ik haatte Herman van Veen. Die leidde me dus niet af. Agnes zat in de vierde klas, dus die hoefde zich geen zorgen te maken voor examens. Daarin was ze solidair met mij. Ze woonde niet in Nijmegen, maar in Beek, een dorp een uurtje verderop. Na het afscheid nemen kostte het me nog een tijdje om thuis te komen, De nachten waren dan ook te kort om goed uitgeslapen aan het mondeling examen te beginnen. Wiskunde – we hadden een stuk of vijf varianten – werd niks. Natuurkunde werd niks. Scheikunde werd drie keer niks. Hopeloze kwestie, dat diploma zou ik nooit halen. De examenuitslag heb ik niet afgewacht. De ochtend vóór de uitslag vertrok ik in alle vroegte met het vliegtuig naar Italië. Daar had ik een vakantiebaantje geritseld.
Achteraf hoorde ik dat de examencommissie met me in de maag zat. Als ik had beloofd om nóóit ‘iets’ in een bèta-richting te gaan studeren, had ik het diploma alsnog gekregen. Lief bedacht van ze, maar de vogel was gevlogen.
Niemand heeft me ooit om een diploma van de middelbare school gevraagd.